Soms val ik in op een hoogbegaafdenschool. Laatst was dat in groep 7/8 en ze waren bezig met een project “leren ondernemen”. “Ze weten precies wat ze moeten doen,” had hun eigen juf tegen me gezegd. En dat klopte. Ze verdeelden zich zonder aansporing in groepjes en gingen verder met hun opdracht een product te ontwerpen voor de verkoopmarkt. Er was al van alles bedacht om ouders op die markt tot verkoop te verleiden: sleutelhangers, verjaardagskaarten, knuffeldieren, enz.
Plotseling stoof Dave* het lokaal uit. Hij smeet hard met de deur en ik zag hem briesend op de gang staan. Zijn hele houding straalde verontwaardiging en onrecht uit. Nu komt het vaker voor dat Dave boos het lokaal uit rent, dus ik wachtte even, voordat ik ging vragen wat er aan de hand was. Naar adem happend begon hij zijn tirade: “Roeland* ís helemaal geen goede directeur!!! Wij moesten een directeur kiezen, elk groepje, en Roeland wilde graag directeur zijn, maar hij kàn het niet! Hij is stom! Ik heb nog nooit zo’n stomme directeur gezien! Hij …”. Als hij weer een hap adem moet nemen, onderbreek ik hem en vraag hem waaròm hij Roeland niet geschikt vindt voor het directeurschap. “Hij vindt mijn ontwerp niet mooi! En ik heb er uren aan gewerkt! Hij zegt dat het niets voorstelt, en dat het dus niet verkoopt!”. Even daarvoor had ik Dave nog geconcentreerd aan een soort zonsondergang zien werken. Met vele kleine potloodlijntjes kreeg de cirkel steeds meer kleur.
Dan zeg ik iets wat hij waarschijnlijk niet verwacht van een juf. Ik zeg: “De meeste directeuren zijn inderdaad stom. Dat zul je later in je leven misschien ook meemaken. Een hoogbegaafde werknemer bedenkt iets en zo’n directeur begrijpt het niet. Hij wil dan dat je het op een andere manier gaat doen of denkt dat alleen zijn eigen manier werkt. Hoogbegaafden hebben vaak ruzie met hun directeur.” En ik vervolg: “De kunst is om uit te leggen hoe jíj het bedoelt, zodat hij jou wèl kan snappen!” Ik vertel nog meer. Ik vertel over de ruzie, die ik eens had met mijn eigen directeur. Ik vond dat zij niet snapte hoe je hoogbegaafde kinderen moet lesgeven. En zij vond – denk ik – dat wij in plaats van projectonderwijs uit degelijke lesboekjes moesten lesgeven, boekjes die hun nut inmiddels hadden bewezen. Het botste steeds weer en op een gegeven moment meldde ik me ziek. Ik werd opgeroepen voor een gesprek met iemand van personeelszaken. Mijn directeur zou er ook zijn. Ik had gedacht dat ik de laan uit zou vliegen en had alvast iemand van mijn vakbond meegenomen, maar dat gebeurde niet. Er werd gevraagd naar mijn grieven. De directeur bleek verbaasd en er werd geluisterd over en weer. En ik vertelde Dave dat ik daarna nooit meer ruzie met die directeur heb gehad.
Dave luisterde. Hij zei niets. Uiteindelijk draaide hij zich om, deed de deur van het lokaal open, liep op Roeland af, ging voor hem staan, haalde diep adem en ik hoorde hem zeggen: “Roeland, ik wil graag wat zeggen, ik denk dat jij mij niet goed begrepen hebt…” Het ging nog even door. Een minuut of vijf later was Dave weer geconcentreerd aan het kleuren, nadat hij de verscheurde tekening met plakband aan elkaar had geplakt. “Kijk,” zegt hij tegen me: “als ik nog even doorkleur, zie je die scheur niet meer!” En dan, nog vol verbazing: “Roeland begréép me gewoon niet! Maar nu vindt hij het juist goed.” Leren ondernemen: het is een hele toer. Of was dit leren communiceren?
*namen van kinderen zijn veranderd.